Gisteravond vond de eerste raadsvergadering in de nieuwe samenstelling plaats. Op de agenda stond onder meer een 10-minutendebat over de vrijwillige ouderbijdrage op scholen. Sinds 1 augustus 2021 zijn enkele wetswijzigingen ten aanzien van de ouderbijdrage op scholen van kracht. Daarmee wordt geregeld dat scholen – ook voor het extracurriculaire deel van het onderwijsprogramma – kinderen wier ouders de bijdrage niet betaald hebben, niet langer mogen uitsluiten van extra activiteiten. Er bestaan zorgen dat dit mogelijk gevolgen heeft voor het aanbod dat scholen kunnen bieden, zeker de scholen waarop kinderen zitten met minder draagkrachtige ouders. Reden om het onderwerp op de raadsvergadering te bespreken. Nieuw raadslid voor de PvdA Suzanne Kok legde met haar eerste inbreng in het debat ook haar zogeheten maiden speech af. De toespraak is hieronder terug te lezen én te zien.
Voorzitter, dank u wel. We staan voor de tweede keer stil bij dit punt, dat we ook op de vorige commissievergadering bespraken. Aangezien daar geen concrete toezegging uit is gekomen, en de agendering juist was bedoeld om vinger aan de pols te houden, bespreken we dit nu opnieuw.
Daarmee is ook het moment van mijn échte maiden speech aangebroken. En zoals ik de vorige keer in de commissie ook al zei, vind ik het bijzonder om dat te mogen doen over een onderwerp dat ook één van mijn drijfveren vormde om mezelf te kandideren als raadslid: het bestrijden van kansenongelijkheid. Want, voorzitter, hoe graag we dat onszelf ook doen geloven in dit land: van gelijke kansen is hier geen sprake. En dat begint al vroeg. Om dat te illustreren, wil ik graag een verhaal vertellen. Een verhaal dat me ooit is verteld door een gemeenteambtenaar die ik goed ken.
Deze ambtenaar werkte als projectleider; een aantal bijzondere gebouwen uit deze gemeente waren in miniatuurvorm in Madurodam opgenomen. De miniaturen zouden feestelijk worden geopend, met de burgemeester erbij. Er mocht ook een groep basisschoolkinderen mee; de gemeente had daarvoor een school geselecteerd. Op weg naar Madurodam in de bus vertelde een jongetje aan de gemeenteambtenaar dat ze door de meester met een speciaal computerprogramma waren ingeloot voor deze dag. In werkelijkheid zat dat wat anders, zo vertelde de klassendocent aan de gemeenteambtenaar. Niet een computerprogramma, maar híj had deze kinderen geselecteerd. De kinderen die mee waren die dag, hadden het namelijk om allerlei redenen niet makkelijk thuis: bijvoorbeeld omdat ze mantelzorger waren, omdat er huiselijk geweld speelde, of geldproblemen waren. Het werd een mooie dag. Op de terugweg zat de gemeenteambtenaar opnieuw naast de docent. De docent fluisterde hem in of de buschauffeur op weg naar huis misschien een omweg kon maken via Scheveningen. De ambtenaar – die de bus op kosten van de gemeente had geregeld – zei dat dat best kon, maar vroeg zich wel af waarom. De stad verder in rijden, en dat tijdens de spits, zou wel iets betekenen voor de aankomsttijd. Ze moesten namelijk nog bijna 2 uur rijden naar huis. De docent antwoordde daarop dat de meeste kinderen in de bus nog nooit de zee hadden gezien. En dat de kans dat deze kinderen de rit naar de kust op korte termijn opnieuw zouden maken, klein was.
De gemeenteambtenaar schrok – dat dit gold voor deze kinderen, was niet in hem opgekomen. Het was namelijk een realiteit die mijlenver af stond van de situatie waarin hij zijn eigen twee dochters opvoedde. Míjn situatie: want één van die dochters ben ik. De gemeenteambtenaar uit mijn verhaal, is mijn vader. De school van de kinderen uit het verhaal, stond letterlijk 200 meter van het huis waar ik ben opgegroeid. Maar naar die school ben ik niet gegaan. Ik ging naar de andere basisschool op 200 meter, binnen de grenzen van onze éigen wijk. Op die school waren er in mijn groep 8 welgeteld 2 kinderen die naar de havo gingen; de rest ging naar het vwo of het gymnasium. Inclusief ikzelf. Daarop volgde de universiteit en al snel een vaste baan. En hoe graag ik ook mag geloven dat dit mijn eigen verdienste is (ik heb ook heus wel hard gewerkt), ben ik me erg bewust van het feit dat mijn nest daar ernstig aan heeft bijgedragen. Mijn vader ambtenaar, mijn moeder docent; thuis werd ik van jongs af aan voorgelezen, geholpen met mijn huiswerk, er was altijd genoeg geld. Dingen die de kinderen uit de bus allemaal niet hadden. Ik vind dit diep onrechtvaardig.
Dat brengt me op het specifieke agendapunt van vandaag. Het extracurriculaire aanbod op scholen. Voorzitter, voor kinderen op een basisschool waarop ik zelf heb gezeten, is dit aanbod misschien inderdaad slechts een ‘extraatje’, zoals ik meende te horen in de inbreng van sommige andere fracties. Een zoveelste keer dat jaar naar een attractiepark, maar dan niet met je familie maar met school. Voor de kinderen uit de bus, uit mijn verhaal, betekent dat aanbod echter het voor de eerste keer kunnen zien van de zee. Of, in andere woorden: betekent dat aanbod een eerste stapje om achterstanden te gaan inhalen. Voorzitter, dat noem ik niet ‘extra’, dat noem ik broodnodig. Daarom ondersteunt mijn fractie de oproep van de collega’s om vinger aan de pols te houden op dit dossier.
Voorzitter, ik ga afronden. De drijfveer om me vóór rechtvaardigheid, en tégen kansenongelijkheid in te zetten, maakte dat ik me 8 jaar geleden inschreef als lid van de Partij van de Arbeid. En ik ben dan ook enorm trots dat ik de komende jaren als raadslid aan de slag mag. Dat doe ik voor de kinderen zoals de kinderen uit de bus, die ook in onze gemeente Leidschendam-Voorburg nog een té grote groep vormen. Dat is niet met één keer agenderen, of met één motie opgelost. Dat vraagt om een breed offensief en een lange adem. Voorzitter, u gaat dus nog van ons horen. Dank u wel.